maandag 30 april 2018

Stakingen met blokkades, moet dat kunnen?

Vooreerst: zijn stakingen altijd terecht? Welnee. Zijn ze gewenst: ook niet, overleg is altijd beter. Zijn negatief voor de economie: evenmin, als conflict uiteindelijk leidt tot een oplossing, is dat doorgaans beteren dan het op z'n beloop te laten. Omdat iedereen verliest bij een staking, is er steeds een incentive om zo snel mogelijk een compromis te vinden (dit is Hicks' paradox). Ook de organisatiekracht van vele werknemers met individueel weinig onderhandelingsmacht, tegenover een beperkt aantal werkgevers met elk meer onderhandelingsmacht, zorgt voor een balans in de arbeidsverhouding. Daardoor zal bijvoorbeeld de loonratio stabiel blijven.

Vandaag in België stellen weinigen nog het stakingsrecht in vraag. Men richt zijn pijlen op het de dee rechtspersoonlijkheid van vakbonden, de clausules voor sociale vrede en de uitbetalingsfunctie, en het zogenaamde recht op werk. Ik ga na tot op welke hoogte de kritieken terecht zouden kunnen zijn.

In België hebben vakbonden, zoals feitelijke verenigingen, geen rechtspersoonlijkheid. Men kan dus de vakbond niet verantwoordelijk stellen voor de vakbondsacties waar ze toe oproept. Omgekeerd zal het stakend vakbondslid in de verdediging kunnen oproepen dat hij of zij handelde in groep en individueel niet alle verantwoordelijkheid kan dragen in het geval er een overtreding van de wet plaatsvond. Dat creëert rechtsonzekerheid en zal veroordelingen voorkomen, tenzij uiteraard de ernst van het misdrijf dermate hoog is dat het niet aan een groepsactie kan worden toegeschreven, zoals moord. Mochten vakbonden wel rechtspersoonlijkheid hebben, dan zijn ze vrij gemakkelijk monddood te maken, omdat ze zich per definitie in conflictgebied begeven waar de leden de grens van het legale zullen opzoeken. Bovendien kanaliseert de vakbond de sociale onrust. Mocht zij er niet zijn als spreekbuis van de werknemers, dan zijn sabotageacties net veel waarschijnlijker. Als men het sociaal conflict wil beheersen, is het dus verstandig om de vakbond in leven te houden.

In veel sectoren is er een clausule voor sociale vrede gekoppeld aan een vakbondspremie. Dat betekent dat wanneer het akkoord gerespecteerd worden, de vakbondsleden een premie krijgen die betaald wordt door de werkgever, en die voor een deel het lidmaatschap van de vakbond compenseert. Dit is een specifiek kenmerk van het Belgisch sociaal model, waarbij de werkgever omzeggens de werknemer aanmoedigt om lid te worden van een vakbond. De premie wordt betaald uit een sociaal fonds, dus het is niet zo dat de werkgever een individuele werknemer zou kunnen ontraden van dat recht gebruik te maken om kosten te besparen. In Nederland is er ook een dergelijk 'afkopen' van sociale vrede, maar daar ontvangt de vakbond, en niet het lid, de middelen, waardoor de perceptie van korting op het lidmaatschap niet bestaat.

Nu is er toch een probleem met deze clausule: namelijk dat ze nooit afgedwongen wordt. Als de vakbond de sociale vrede niét respecteert, zouden er geen premies mogen worden uitgereikt. Dat gebeurt in de praktijk zelden of nooit, waardoor een deel van de functie van de vakbondspremie komt te vervallen.

Een tweede aanmoediging voor vakbondslidmaatschap is het feit dat in België vakbonden uitbetalingsinstanties zijn voor werkloosheidsuitkeringen. Men kan zich afvragen of dat enig nut heeft, aangezien het recht op een werkloosheidsuitkering niet afhangt van het vakbondslidmaatschap en er ook een hulpkas voor werkloosheid is die door de overheid wordt ingericht. Er zijn twee redenen om dit toch te behouden. De eerste reden is dat de vakbond optreedt in functie van de maximale rechten van de werknemer, en de hulpkas in functie van de minimale plicht van de overheid. Aangezien het arbeidsrecht een kluwen is, betekent dit dat de werkloze sneller een volledige werkloosheidsuitkering zal krijgen wanneer hij of zij lid is van een vakbond. De tweede reden is volstrekt parallel met de vakbondspremie: het feit dat de vakbond wordt ingeschakeld voor de begeleiding van de werknemer doorheen de carrière, van scholier tot gepensioneerde, over studentenjobs, tewerkstelling, en werkloosheid, is een keuze voor een bepaald sociaal model. Ook de ziekteuitkering, via de mutualiteiten, is historisch verzuild. Aan de werkgeverskant zou een gelijkaardig stelsel denkbaar zijn mochten sociale secretariaten gelinkt zijn aan sectorfederaties, maar dit is niet het geval. Desalniettemin, hoewel perfect substitueerbaar door een efficiënte en geautomatiseerde overheid, zorgen extra functies voor de vakbond ervoor dat het lidmaatschap geen motie van wantrouwen is tegenover de werkgever, maar een rationele keuze in functie van het eigenbelang op lange termijn.

Het laatste en meest actuele punt van kritiek is het zogenaamde recht op werk. Er is inderdaad een ILO richtlijn, en zelfs een artikel in de UVRM, dat het recht op werk stipuleert. Werk geeft betekenis aan het leven en verschaft bestaansmiddelen. Een slechte verstaander begrijpt hieruit dat élk werk dit garandeert, en dat werken daarom op élke dag mogelijk moet zijn. Het is een drogreden om blokkades tijdens stakingen, waar werkwilligen de toegang tot de onderneming wordt ontzegd, te veroordelen. Vooreerst moet men het recht op werk begrijpen als het recht op waardig werk. Men dient ook het sociaal overleg te begrijpen als de democratie die waardig werk reguleert. In dat opzicht is staken een middel, als alle andere zijn uitgeput, om dit recht op werk en waardige werkomstandigheden af te dwingen. Ik vergelijk het met een huwelijk: hoewel er een huwelijkscontract is, moeten beide partners erin blijven geloven. Het recht om samen te blijven, de eed tot trouw, is niet veel waard als het leidt tot dwang. Idem met een arbeidscontract: men kan van het recht op werk geen plicht op werk ten allen prijze maken. Een staking is dan een tijdelijke onderbreking die de ruimte geeft om de waarde en de waardigheid van de arbeidsrelatie te herbekijken.

Maar er is meer. Hoger heb ik aangehaald dat de vakbond werknemers met een zwakke onderhandelingspositie organiseert, de krachten bundelt. Hoewel het staken een recht is, zal de werkgever dit een werknemer vaak niet in dank afnemen. Een ontslagmotief is in de daaropvolgende periode gemakkelijk gevonden. Werknemers die vrezen voor hun job zullen dus niet werkwillig zijn omwille van hun recht op werk, maar net om ze vrezen dit te zullen worden afgenomen. Dat is de meest logische interpretatie, en het getuigt van totale wereldvreemdheid om dit anders te zien. Want bij een staking zijn het enkel de stakers die hun inkomen verliezen, deels gecompenseerd door een stakingsvergoeding, niet de werkwilligen die verhinderd zijn door overmacht. De beste bescherming is er ten andere wanneer het piket wordt opgezet door vakbondsleden van een andere onderneming: dit dwingt werkgevers om het collectief overleg een kans te geven, en beschermt werknemers tegen hun werkgever.

Kort samengevat zijn de meeste kritieken op de positie van de vakbond een onrechtstreekse poging om het stakingsrecht te ondermijnen en een rechtstreekse poging om de onderhandelingsmacht van werknemers te verkleinen. Alleen wat de clausule voor sociale vrede en de rol van uitbetalingsinstantie betreft kan men zich afvragen of een deel van het nut hiervan niet is komen te vervallen, en of het niet mogelijk is om daadwerkelijk een prijs op sociale vrede te zetten en efficiënt werkloosheidsuitkeringen uit te keren zonder non-take up, en tegelijk nog genoeg incentieven te geven voor de werknemers om bij een vakbond aan te sluiten.