dinsdag 12 februari 2019

Tegen beter weten in

Na de spijbelaars, de stakers. Het politiek debat in België verplaatst zich woensdag weer naar de straat, en ondanks de lichte frictie die zoiets veroorzaakt, is er geen sprake van een crisis. Want hoewel we jaar na jaar qua stakingsdagen en protestmarsen andere Europese lidstaten het nakijken geven, leidt dit niet tot de chaos die bijvoorbeeld Frankrijk teistert, of de sociale verdeeldheid in de rest van Europa die de Europese Unie bedreigt. Onze protesten zijn namelijk niet revolutionair, maar moeten gezien worden als een drukkingsmiddel dat deel uitmaakt van democratische besluitvorming. Terwijl president Macron met town hall-meetings het sociaal overleg persoonlijk probeert over te nemen, hebben wij in België het kader en de traditie om dit op een georganiseerde manier te laten verlopen. Geen gele hesjes, maar groene, rode, en blauwe. Het twistpunt nu is in de eerste plaats het interprofessioneel overleg dat sinds de vernieuwde loonnorm sterk aan banden gelegd is: door een veiligheidsmarge van minstens 0.5% in acht te nemen en de lonen te koppelen aan de evoluties in Frankrijk, Nederland, en Duitsland, is de vooropgestelde maximale loonstijging 0.8% voor de komende twee jaar. De wet laat niets anders toe.

In het IPSWICH-project[i] in het kader van het Belspo-BRAIN onderzoeksprogramma bestudeerden we de problematiek van werkende armen met een institutionele bril op, en daarin komt de collectieve loonvorming centraal te staan. Johan Albrecht en Bruno Merlevede legden in De Standaard van 2 februari al de link tussen de opkomst van de werkende armen en de onlusten in Frankrijk, die een kostenplaatje van ettelijke miljarden en meerdere slachtoffers met zich meebrachten. Aangezien het loon van een Franse werknemer die meer dan het minimumloon verdient niet automatisch geïndexeerd wordt, ziet deze bij elke prijsstijging de armoedegrens naderen en dit voedt het ongenoegen. Omdat het sociaal overleg in België veel verder staat, zijn de lonen welvaartsvast en is het aandeel werkende armen al twintig jaar onveranderd bij de laagste van Europa. De loonnorm van 1996 was bedoeld als een manier om die ondergrens te vrijwaren, maar tegelijk een ontsporing van de loonkosten te voorkomen. Vanaf 2009 heeft men met crisismaatregelen de marge echter sterk gereduceerd, met daarbovenop het bevriezen van de index in 2015, en sinds 2017 is de loonmatiging wettelijk verankerd. Ons onderzoek heeft aangetoond dat daardoor de loonverdeling onaangeroerd is gebleven: ook sectoren met minder groeimarge gingen immers de loonnorm vooropstellen. Als de vraag naar deze producten en diensten niet erg prijsgevoelig is, hoeft dat geen probleem te zijn.

Toch is de krappe loonnorm een onnatuurlijk gegeven: enerzijds worden de sectoren en bedrijven in slaap gewiegd of gaat men op allerhande manieren proberen de loonnorm te omzeilen, wat tot niet-geobserveerde ongelijkheid leidt, en anderzijds kan je geen stabiel loonaandeel in het BBP bekomen wanneer de groei van lonen geplafonneerd is maar de groei van kapitaalopbrengsten niet. Dat is geen duurzaam scenario dat men op Europees niveau kan veralgemenen zonder opnieuw op een crisis af te stevenen.[ii] Een minimale marge om economische groei om te zetten in brutoloonstijgingen en niet in cheques, auto's, aanvullende pensioenen of winstdeelnames, zou het sociaal overleg activeren en efficiënter maken, en het laat zelfs een verlaging van de belastingsvoeten toe. Binnen het keurslijf van de huidige loonnorm is zo'n vereenvoudiging evenwel onmogelijk. Meer principieel kan men zich afvragen of het niet in strijd is met het subsidiariteitsbeginsel om de loonvorming quasi volledig aan de overheid over te laten, met één vaste norm voor de hele economie, die enkel gericht is op kostencompetitie. De loonnorm is vaak geïnterpreteerd als ruggensteun voor de werkgeverszijde, maar geldt dit nog met de huidige arbeidsmarktkrapte, en wat als er geen akkoord komt? De sociale partners hebben er dus beide belang bij hun onafhankelijkheid terug te winnen. Alvast de vakbonden laten straks van zich horen, in navolging van de scholieren, tegen het beter weten in.

[i]Ipswich-project gefinancierd door Belspo-BRAIN (2018): 'Werkende armen en veranderingen in werk, inkomen, en de gezinssamenstelling'
http://www.belspo.be/belspo/brain-be/themes_4_Strategic_nl.stm#IPSWICH https://hiva.kuleuven.be/sites/ipswich

[ii]CAWIE III 'Inclusive Growth in Europe after Austerity' (2018), gefinancierd door de Europese Commissie https://hiva.kuleuven.be/sites/cawie3

vrijdag 1 februari 2019

Billionaires

It seems that in the world today, the 1% are escaping their responsibilities. They cannot get away with only philanthropy – billionaires should pay "a fair share" of taxes, which means higher marginal taxes on wealth. At the Davos summit, Rutger Bregman referred to the 91% income tax under Eisenhower.

Others will counter that the Laffer curve needs to be taken into account: at some marginal tax level, tax avoidance will become an issue. Sure, but we also got technology to counter this issue that Laffer didn't have at his disposal.

So naturally I'm in favour of taxation, for the simple reason that income inequality should be limited in order to maintain social equality and an inclusive economy to which each can contribute and in which each can consume. This is even a condition for growth.

Yet I don't agree with the 1% rhetoric. Instead, I believe that as organizations, enterprises, and people acquire wealth over certain thresholds, their influence expands for good reasons. The market is also some form of democracy, and as with other forms, like the electoral meritocracy, it has its pitfalls. However, with great power comes great responsibility. The accountability of the rich should go beyond paying taxes. They have an exemplary function and should contribute to society in a positive way, and this is a matter of morals but also of monitoring. The 1% should work together with the state to provide for the 99%.

Then I don't see a clear distinction between a national bank that takes money out of the economy to increase interest rates, and a single person or organisation that does the same. Then I don't see a difference between schooling projects funded by a government agency, or by a committee nominated by the 1%. Of course, it is not just that a very small number of people are a millionfold better off than a very large number of people, and when I say that they should provide for them, I mean that they should. In the same way, the people can accept or overthrow a king. The 1% should deliver or go down. What you pay to them is just an additional tax, and you should expect value for money, just as you expect from the State.

The real issue is uncontrollable wealth that distorts social life: an elite of 10% to 20% that enjoys the pleasures of this world based on exploitation of the ones below. They should be taxed more, because we expect the morals, but less the actions that we expect from the 1%. Let's call this group the 19%, and let them not believe they are the 1% in the making. They will never be if they don't occupy a natural monopolist position, as Google, Facebook, Microsoft in the digital world do, and a limited number of car manufacturers and petrochemical companies in the manufacturing and utility sector. The latter are identifiable, the former are anonymous but perhaps more pretentious. We can just take the yacht.