Dit is een korte opinie over de beleidsfocus vandaag.
In de laatste decennia is het aantal arbeidersjobs (fysieke handarbeid) gedaald van een meerderheid tot een minderheid van het totale aantal jobs in de privésector in België en zijn de bediendenjobs (mentale hoofdarbeid) nu talrijker. Daarmee is ook het aantal werkongevallen afgenomen, aangezien fysieke arbeid fysieke risico's inhoudt. Dit kan louter een compositie-effect zijn: uit eigen onderzoek blijkt dat arbeidersjobs nog steeds dezelfde risico's inhouden, en cijfers van Fedris tonen steeds aan dat ook de prevalentie van arbeidsongevallen in deze sectoren hoog blijft.
In het verleden was er veel aandacht binnen de sociale dialoog rond veiligheid en preventie op het werk, en zo werden arbeidsgeneesheren en preventieadviseurs aangesteld, en werden ondernemingen met minstens 50 werknemers verplicht om een CPBW in te richten. Bovendien is er een omvangrijke wetgeving rond veiligheid op het werk, en worden er ook inspanningen gedaan voor vorming en voorlichting ter preventie van arbeidsongevallen.
Sinds de jaren 1990, samen met de toename van het aandeel en aantal bedienden, is er meer aandacht gekomen voor (mentaal) welzijn op het werk. Stress, burnouts, en vormen van discriminatie en intimidatie, zijn relatief nieuwe thema's in het preventiedomein, en worden veroorzaakt door zogenaamde psychosociale factoren. Recent is dit psychosociale domein uitgebreid met gevoeligheden die vroeger niet meteen tot de arbeidssfeer behoorden: aandacht voor diversiteit en inclusie, religie, gender, en seksuele oriëntatie. Sommige van die gevoeligheden zouden kunnen gezien worden als overgevoeligheid. Is het bijvoorbeeld een recht van een moslim om gedurende de ramadan minder performant en slaperig te zijn op het werk (noteer dat volgens de eigen leer het werk voorgaat), is het een groot probleem als een transseksueel naar hetzij een mannen- of vrouwentoilet moet gaan, dat iemand hard op tafel klopt tijdens een discussie (een manifestate van kracht ofwel 'microagressie'), of dat men mensen met meneer en mevrouw aanspreekt - wat vroeger gewoon beleefd was? Men noemt mensen die hiervoor overgevoelig zijn soms 'snowflakes' of 'woke': ze zijn alert voor situaties die vroeger ongemerkt passeerden... en relatief onschadelijk waren.
Deze discussie lijken objectief beschouwd niet complex, maar subjectief wordt het een andere zaak, precies door er de aandacht op te vestigen en er een fetisj van te maken. Opeens worden dit de halszaken, en dat kan de aandacht verdringen van andere thema's, zoals het klassieke preventiebeleid rond ongevallen en problemen van biomechanische aard (vb. musculoskeletale aandoeningen). In theorie hoeft dit niet en kan men tegelijk proberen om aan gevoeligheden tegemoet te komen of ermee te leren omgaan, maar in de praktijk is aandacht niet onverdeeld. Dan is de vraag welke problemen objectief ernstiger zijn: fysieke letsels die vooral lager betaalde, mannelijke arbeiders treffen, of mentale zorgen die vaker beter betaalde, vrouwelijke bedienden treffen? In mijn ogen is het een onrecht dat dit eerste over het hoofd gezien wordt, zonder mentale problemen te miskennen, maar tussen een burnout en het verlies van een hand is het gemakkelijk kiezen, en tussen het carpaal tunnelsyndroom en het ontbreken van gebedsmatjes nog gemakkelijker.
De vraag is waarom niet iedereen daar dan zo over denkt. Ieder schuift uiteraard het eigenbelang naar voor, en werknemers die sterker staan zullen hun gevoeligheden als gevoeliger kunnen voorstellen dan zij die zwakker staan. Dit is alvast een paradox. Daarnaast is het zo dat sommige problemen geïmporteerd zijn van buiten de arbeidssfeer: de maatschappelijke segregatie op basis van religie, toenemende bekommernis om seksualiteit en gender in een wereld die minder traditioneel is, en eenvoudigweg toenemende sensitiviteit omdat sensitiviteit niet teruggedraaid worden. Historisch perspectief verhelpt dit niet, en bovendien zijn er voor elk van de overgevoeligheden ook effectief uitwassen die een terechte gevoeligheid uitlokken: zo hoort een werkplaats geen gebedsruimte te zijn, maar het gebeurt ook dat werkgevers zich gaan inlaten met de geloofsovertuiging van mensen buiten de werkuren, en op basis daarvan gaan discrimineren, terwijl dat tot de strikte privésfeer behoort. Ook het respect voor diverse geaardheden en de gelijkwaardigheid van vrouwen en mannen zijn geen evidentie, maar de symbolische strijd die ervan gemaakt wordt gaat voorbij aan de democratisering die er al geweest is en ent zich eerder op algemene maatschappelijke ongenoegens. Het is goed mogelijk dat ze zelfs een gevolg zijn van de toegenomen stress op het werk zowel als in het privéleven, voorkomend uit toegenomen complexiteit van het leven op beide vlakken.
Het beleid moet zich echter focussen om problemen die door het beleid kunnen worden opgelost. Met genderneutrale toiletten worden psychosociale problemen niet van de baan geruimd: er is een pleister aangebracht op een open wonde die zich verder openrijt. Het is symbolisch lapwerk dat de gevoeligheden verder vergroot. Ondertussen kunnen we zeggen dat de 20ste-eeuwse problemen van een kleiner en minder mondig, lager opgeleid deel van de tewerkstelling over het hoofd gezien worden - wat op zich ook tot frustratie leidt. Dit zijn de mensen die door slijtage aan de gewrichten vanaf 50-55 jaar ongeschikt zijn voor de arbeidsmarkt en zich als een vergeten groep gaan manifesteren (cv. gele hesjes, Michel Houellebecq), en zich onbegrepen voelen zonder het even prozaïsch te kunnen uitdrukken als een jongere, vrouwelijkere, hoger opgeleide generatie dat met andere zorgen kampt. Het beleid moet de juiste prioriteiten zoeken, niet op basis van wie het luidste roept, maar op basis van wie het hardste lijdt.