donderdag 5 januari 2017

Moeten vrouwelijke sporters zoveel verdienen als mannen? En pornoacteurs zoveel als actrices?

In een andere post, in de taal van Joyce, heb ik mijn twijfel uitgedrukt bij de conventionele verklaringen voor de hoge lonen in de sportwereld. Kort samengevat: er zijn andere redenen dan het superstar-effect waarom de veiling de prijs van sporters kàn doen oplopen tot ver boven hun marginale productiviteit en boven de aanbodscurve. De voornaamste lijken mij witteboordcriminaliteit en oligopoliemarkten.

Hier wil ik een andere dimensie van de sportloonproblematiek aansnijden: de ongelijkheid. Men kan loonongelijkheid als een perfect allocatiemechanisme zien en daarmee de discussie sluiten. Anderen zien er een onrechtvaardigheid in, niet zelden door het verschil tussen mannen en vrouwen, die 'toch gelijkwaardig zijn'. Ik hou van deze discussie, omdat ze op basis van een terecht sentiment paradoxale conclusies trekt.

Men gaat namelijk uit van een binnengroepshomogeniteit van mannen en vrouwen. Dat is ongelofelijk binair denken dat grenst aan racisme. Ook tussen 'rassen' zijn er biologische verschillen, maar niet elke Latino, Aziaat, zwarte, of Caucasiër beantwoordt aan de norm van hun groep. We zouden het aanstootgevend vinden het zo voor te stellen. Het onderscheid tussen mannen en vrouwen is trouwens niet eens gemakkelijk te maken - het 23ste chromosoom is geen afdoende criterium, vaak gaat men ook fenotypische klassen maken. De gemiddelde man heeft niet de longinhoud van Vincenzo Nibali en niet de motoriek van Dries Mertens. Hij zal ook ernstige letsels oplopen als hij het opneemt tegen Ronda Rousey, topvedette in de MMA. Er zijn dus véél relevantere divisies te verzinnen dan man/vrouw, die ook binnen sporten gelden. Het voorstellen alsof vrouwelijke sporters, omwille van de gelijkwaardige inspanningen die ze doen, recht hebben op een loon dat overeenkomt met de mannen in de sport, laat veel mannen in de kou staan. Zo is het ook in de politiek: de gemiddelde vrouw lijkt helemaal niet op de gemiddelde vrouwelijke politicus. De stiel vereist een zeker haantjesgedrag, een sociaal-economische positie, opleiding, en verbetenheid die redelijk uitzonderlijk is. Je kan enkel tijdelijk quota rechtvaardigen, om alvast uit te sluiten dat een meisje dat opgroeit zichzelf zou wijsmaken dat haar gender haar gedroomde carrière in de weg zou staan. Eens het structuratie-effect werkt, zijn quota overbodig en zelfs hinderlijk voor het gelijkheidsdenken.

In de filmwereld is het trouwens soms omgekeerd: een pornoactrice verdient het tienvoud van wat mannen opstrijken, wellicht voornamelijk door een simpel spel van vraag en aanbod. Dit brengt ons bij de kern van de zaak: wat willen we laten meespelen aan de vraagzijde? Het is mogelijk om meer aandacht te wijten aan vrouwensport en misschien is het zelfs een zeer goed idee, gezien de dreiging van obesitas in België. Het is echter ook discriminatoir en niet-meritocratisch. Er zijn veel vormen van ongelijkheid, en ze zijn wat mij betreft allemaal problematisch: naar afkomst, tussen jong en oud, tussen hoog- en laagopgeleiden, tussen mannen en vrouwen, tussen grote en kleine mensen, en op basis van seksueel kapitaal of uiterlijk. Zelfs een onbenoembare ongelijkheid kan problematisch zijn, vanuit het rechtvaardigheidsdenken en de veil of ignorance. De genderloonkloof is slechts het topje van de ijsberg.

Willen we iets aan ongelijkheden doen, dan moet niét gefocust worden op de categorieën waarin ze tot uiting komen, maar aan het proces van de loonvorming. Op de arbeidsmarkt gaat het om het creëren van producten en diensten met het oog op handel. Men dient dus zo efficiënt mogelijk te werken, hoe of met wie maakt weinig uit. Soms kan het product of de dienst wél samenvallen met de creator: zo gaan we bijvoorbeeld meer dan de marktprijs betalen voor een kaarsenset die in een verzorgingstehuis zijn gemaakt, omdat we sympathie hebben voor de ouderen. We zullen misschien liever naar een masseuse gaan dan naar een masseur, of vice versa naargelang geaardheid, omdat een ruwe hand en een zachte een andere dimensie toevoegen aan de verbeelding - en relaxatie het uiteindelijke doel blijft. Voor de meeste producten echter maakt het evenwel geen bal uit. Loonongelijkheden komen dan door toevalligheden tot stand: de mate waarin iemand door een familiale situatie gedwongen is om wat voor job dan ook op te nemen, of toe te geven op het loon om meer flexibiliteit te bedingen. Sommige mensen zijn slechte onderhandelaars, makkelijker te manipuleren. Die psychologische en sociale component heeft niets te maken met de waarde van de werknemer in het arbeidsproces. Vandaar dat men over zulke lonen collectief moét onderhandelen. De werkgever zal een voor de omzet correct loon aanvaarden, mogelijks met dezelfde gemiddelde vergoeding als wanneer individueel onderhandeld wordt. Het verschil zit echter in de spreiding, die zonder collectieve onderhandeling vaak nodeloos groot wordt. Dat zien we in landen die geen sterk (gecentraliseerd) sociaal overleg kennen. Daar zien we zelfs de trend naar een omgekeerde loonkloof bij jongeren, waarbij mannen minder gaan verdienen dan vrouwen.

Dit is ook de keuze voor de sportwereld: willen we dat ploegen een loon uitbetalen dat in verhouding staat tot de sportieve prestaties, een perfect meritocratisch gegeven, of willen we een personencultus vieren en in marketing investeren? Door te focussen op individuele kenmerken om kloven te dichten, zal men paradoxaal genoeg de algemene ongelijkheid doen toenemen, bijvoorbeeld tussen voetbal en andere sporten. Maar nogmaals, dat is een voorkeur zoals een andere.