vrijdag 30 oktober 2009

Decompositie van de loonevolutie

De evolutie van de gemiddelde effectieve lonen kan in twee componenten worden onderverdeeld:
  • Het conventionele loon
  • Het incidentele loon
Dit incidentele loon, ofwel de loondrift in ruime zin, kan verder opgesplitst worden in drie onderdelen:
  • Het structuureffect of samenstellingseffect (vast incidenteel)
  • De loondrift in enge zin (variabel incidenteel)
  • De statistische effecten (overig incidenteel)
Structuureffecten, ook wel samenstellingseffecten genoemd, worden veroorzaakt door een veranderende samenstelling van de beroepsbevolking. Als er bijvoorbeeld meer mensen met een hogere opleiding gaan werken, stijgt het gemiddeld loon. Dit betekent een hoger incidenteel loon.

De term loondrift slaat op veranderingen in het brutoloon als gevolg van het toekennen of juist verminderen van 'extra' beloningscomponenten of periodieken, bijvoorbeeld als gevolg van de situatie op de arbeidsmarkt.

Statistische effecten zijn veranderingen in het brutoloon als gevolg van statistische verschuivingen in het loon die wel tot uiting komen in de loonsom, maar geen relatie hebben met het functieloon (contractloon, loondrift of structuureffect). Voorbeelden hiervan zijn een stijging of daling van de werkgeversbijdrage particuliere ziektekosten, toe- of afname van het ziekteverzuim en bruteringsoperaties.


Referenties

CPB FAQ http://www.cpb.nl/nl/research/sector2/faq_iep/#vraag110
SER publicatie 'Stand van zaken loonvorming'
Methodologie CBS
Research Magazine 2003 artikel doctoraat Ralph Olthoff
Micromacro Consultants ILO onderzoek

Context
Project loonvorming: in Nederland doet men onderzoek naar de componenten van de loondrift, die zij het incidentele loon noemen. Het lukt hen nog ook.

donderdag 29 oktober 2009

ISCO-classificatie

Laatste herziening in 2008 (dec 2007), maar voor de voorafgaande periode gebruiken we ISCO-88.
De nationale classificaties gebruiken ofwel letterlijk deze classificaties, ofwel baseren ze zich erop.

http://www.ilo.org/public/english/bureau/stat/isco/index.htm

http://unstats.un.org/unsd/class/family/family2.asp?Cl=224 (ISCO-88)

vrijdag 23 oktober 2009

Looncomponenten

We worden om de oren geslagen met Salarisonderzoeken, maar om een vergelijking te maken tussen verschillende onderzoeken, of binnen een onderzoek tussen verschillende groepen, is het van belang de samenstelling van de loonvariabelen goed te definiëren en daar de consequenties van in te zien.


Ik geef een overzicht van de belangrijkste looncomponenten, met een korte uitleg die je anders ook wel vindt via Google, en eventueel enkel kanttekeningen.

Conventioneel (baremiek loon)

Wettelijk minimumloon voor een functie, eventueel volgens anciënniteit.

Basisloon
Het basisloon is het conventioneel loon met een onderhandelde loonsverhoging (evt. bij aanvang van de job). Het conventionele deel wordt automatisch geïndexeerd, voor de extra vaste looncomponent is dit niet noodzakelijk het geval.

Individuele bonus

Variabel inkomen dat een werknemer krijgt uitgekeerd indien hij bepaalde, individuele, vooraf vastgelegde targets heeft behaald. Deze beloningsvorm ondersteunt resultaatsturing; de focus ligt op de output.


Gratificatie
Een spontane beloning voor het leveren van een bijzondere prestatie, zonder dat er vooraf expliciet sprake was van een target. Daarbij hoeft het overigens niet per se te gaan om een geldbedrag.

Eindejaarspremie of 13de maand
Dit is een bonus bij het loon in december. Deze bonus kan vastgelegd zijn in een sectoraal akkoord of in een individuele arbeidsovereenkomst, en maakt in deze gevallen deel uit van het salaris.
http://nl.wikipedia.org/wiki/Dertiende_maand

Enkel Vakantiegeld
Dit is het loon voor de dagen waarop vakantie wordt genomen. De hoogte van het enkel vakantiegeld is afhankelijk van de arbeidsprestaties in het voorafgaande jaar. Indien deze niet gewijzigd zijn, komt dit neer op een continuering van de verloning bij bedienden. Bij arbeiders wordt het enkel vakantiegeld geraamd op 8% van het brutojaarloon en moet gewacht worden op de uitbetaling tot de hoofdvakantie.


Dubbel vakantiegeld
Het dubbel vakantiegeld is een premie. Voor bedienden bedraagt deze 92% van het brutomaandloon. Voor arbeiders is dit 7.8% van het brutojaarloon. Met de hoofdvakantie ontvangen arbeiders bijgevolg 15.8% vakantiegeld.
http://nl.wikipedia.org/wiki/Vakantiegeld (gaat ook in op vertrek-vakantiegeld)
http://www.vacature.com/art566 (voor bedienden, beschouwt ook het effect van variabel loon)

Extralegale vergoedingen
Hier kan je een boek over schrijven. Werkgevers zullen meestal een belastingsvoordeel of schaalvoordeel hebben, zodat de impact op de loonkost lager is dan de verhoging van het inkomen van de werknemer. Om die reden is het een gemakkelijke manier om beide partijen tevreden te stellen. Extralegale vergoedingen worden echter niet in rekening gebracht om rechten op te bouwen (vb. werkloosheidsuitkering, pensioen, ...). Bij het opstellen van een loonindicator zijn deze voordelen moeilijk te bevragen omwille van hun diversiteit, veranderlijkheid, het statusaspect en de inschatting van de waarde. Bij de balanscentrale van de Nationale Bank is echter per bedrijf de kost van deze voordelen bekend.
  • Cheques: cultuur- en sportcheques, milieucheques, maaltijdcheques (bekende merken: Sodexho en Accor)
  • Bedrijfswagens (tankkaart), abonnement openbaar vervoer, bedrijfsfiets, kilometervergoeding
  • Bedrijfsaankopen, collectieve aankopen, kortingen
  • GSM, telefoonabonnement, internetaansluiting
  • Groepsverzekering, hospitalisatieverzekering, pensioenfonds
  • Huisvesting, au pair, onderwijs, etc. (voordelen voor expats)
  • Aandelen, opties, obligaties
  • Soms meegerekend: strijkdienst, kinderopvang


Context


Project loonvorming: zoeken naar een vergelijkbaar loonbegrip voor arbeiders en bedienden. Het eigenaardige was dat de gebruikelijke veronderstelling, als zouden alle arbeiders uitbetaald worden via de 'vakantiekas' (Rijksdienst voor Jaarlijkse vakantie), eigenlijk niet klopt. Bovendien is er nog een derde optie, naast de kas en de RSZ, namelijk 'Blanco'. We hebben daarom geen rekening gehouden met het statuut, maar wel met de uitbetalingsinstelling om het vakantiegeld te berekenen / verdisconteren.

Project Wage Gap: zoeken naar een zo ruim mogelijk loonbegrip in administratieve data.

vrijdag 16 oktober 2009

Methodologie: stappenplan

Design
  • Motivatie/relevantie
  • Onderzoeksvraag
  • Hypotheses
  • Haalbaarheid
  • Structuur
Methode
  • Kwantitatief
  • Kwalitatief
  • Combinatie

donderdag 15 oktober 2009

Insider-Outsider hypothese

De insider-outsider hypothese (Lindbeck & Snower, 1988) luidt dat 'vastgebeitelde' werknemers over meer onderhandelingsmacht beschikken en ten koste van entrants (nieuwe werknemers) of outsiders (werklozen) hogere lonen bedingen.

Empirisch
We hebben de indruk dat België een vrij sterk insider-outsider model kent. We spreken ook van een interne arbeidsmarkt in bedrijven. Dit is mogelijk een verklaring waarom de loonelasticiteit bij oudere werknemers (meer ervaring, human capital) lager ligt dan bij jonge werknemers (entrants).

Context
Project loonvorming: is er een Wage Curve in België? We hebben interactiefactoren toegevoegd aan de elasticiteit.

Referenties
Linbeck A.P. & Snower D. (1988) 'The Insider-Outsider Theory of Employment and Unemployment', Cambridge: MIT Press.
Heylen, F. (2004) 'Macro-economie', Leuven: Garant

Hysteresis

Hysteresis is een van de mooiste woorden uit het economisch lexicon. Vanuit sociaal oogpunt is het echter minder fraai.

We spreken van hysteresis wanneer korte termijnfluctuatie rond de natuurlijke werkloosheid (conjuncturele werkloosheid / frictionele werkloosheid), deze natuurlijk werkloosheid gaat veranderen (structurele werkloosheid). Ik ben niet 100% zeker van dit laatste label, maar de idee is er: wanneer een rekkertje haar elasticiteit verliest, krijgt ze een grotere omvang, en met werkloosheid is het net zo.

Blanchard & Summers (1986) kwamen met het begrip op de proppen. Er zijn twee verklaringen:
  • Formeel: een insider-outsider model, waarbij de vakbonden 100% preferentie hebben voor lonen ten koste van de werkgelegenheid. Die rigiditeit zorgt ervoor dat de werklozen niet opnieuw ingeschakeld worden (aan lagere lonen).
  • Informeel: bovenop de modelmatige benadering neemt men aan dat langdurige werkloosheid vaardigheden en attitudes ondergraaft, zodat werklozen niet meer in te schakelen zijn.
Krugman (1994) wijst erop dat er weinig tot geen empirische evidentie is voor hysteresis in de Verenigde Staten. Gezien de aannemelijkheid van de theorie kijk ik toch uit naar verder materiaal.


Referenties
Blanchard, O.J. & Summers, L. (1988) 'Hysteresis and the European unemplçoyment problem', in Cross R., ed. 'Unemployment, Hysteresis, and the Natural Rate Hypothesis. London: Blackwell.
Krugman, P. (1994) 'Past and prospective causes of high unemployment', economic review, Federal Reserve Bank of Kansas City, pp. 23-43

Squared R voor ML-analyses

Om de een of andere reden is het voor statistische software moeilijk of onmogelijk om de determinatiecoëfficiënt R² te berekenen bij analyses die niet gebaseerd zijn op een OLS-schatting.

Nochtans is dit eigenlijk niet zo moeilijk. R² is immers het kwadraat van de multiple correlatiecoëfficient R, en dit is de correlatie tussen de verwachte waarde en de geobserveerde waarde.

Zolang software je toelaat om bij een analyse een nieuwe vector met de 'predicted value' aan te maken, kun je dus zelf de Squared R berekenen.

R² = corr(pred,obs)²

Ter info: R² geeft aan welk deel van de variantie verklaard wordt door het model. Een reden waarom deze parameter enkel bij OLS-schattingen gegeven wordt is allicht dat OLS-schattingen deze verklaring maximaliseren (soms met vertekeningen van de effecten of de fout daarrond als kostprijs). Zoals ik al heb geschreven is de GENLIN proc in SPSS handiger dan REGRESSION, en geven ML-schattingen onder bepaalde assumpties exact dezelfde schattingen als OLS-schattingen, zodat bovenstaande werkwijze niet onverantwoord is. Vergeet verder niet dat R² een slechte toets is voor de kwaliteit van het model. Immers: R² zal NOOIT dalen bij wanneer extra verklarende variabelen toegevoegd worden. Nochtans peuzel je dan vrijheidsgraden op en kun je alle mogelijke problemen (vb. multicollineariteit, endogeniteit) gaan verwachten.

maandag 5 oktober 2009

Vrijheidsgraden

Niemand weet precies wat vrijheidsgraden zijn, maar in de statistiek kan je er niet omheen.

De intuïtieve interpretatie is dat vrijheidsgraden het maximum zijn van de onafhankelijke rijen en kolommen van je matrix waarop je een statistiek hebt berekend, gegeven de schattingen die reeds gebeurd zijn. Bijvoorbeeld: om een variantie te berekenen heb je eerst een gemiddelde nodig. Welnu, je gemiddelde kan variëren volgens alle eenheden in de steekproef, maar eens je een gemiddelde hebt, kan je steeds de waarde van de laatste eenheid berekenen. Je hebt dus één vrijheidsgraad opgesoupeerd.

Een Chi²-test en een t-test hebben één enkele vrijheidsgraadparameter, een F-test heeft er twee (teller en noemer), omdat dit een ratio-test is.

Meer vrijheidsgraden betekent dat de test minder extreme waarden moet hebben om toch op een significante afwijking van de (nul)hypothese te wijzen.

Odds en percentageverschillen

We nemen een fictief voorbeeld. Een Engelsman heeft drie keer zoveel kans op een promotie binnen 5 jaar na aanwerving dan een Belg. De odds ratio is dan 3. De kans op een promotie in België is echter ook 34.5 keer groter dan de kans dat er geen promotie is. Het aandeel in het UK van werknemers met een promotie binnen een groep die vijf jaar opgevolgd wordt laten we variëren van 92% in scenario A tot 50% in scenario B. De gegeven parameters worden hieronder in het vet aangegeven.

Secenario A

pct = odds / ( 1 + odds )
pct.be = 34.5 / (1 + 34.5 ) = 0.9718 = 97.18%

pct.be – pct.uk = 97.18% – 92% = 5.18 pctpt.

odds = percent / ( 1 – percentage )
odds.uk = 0.92 / ( 1 – 0.92 ) = 0.92 / 0.08 = 11.5
odds.be = 3 * odds.uk = 3 * 11.5 = 34.5 QED

Het kan dus zijn dat de kans driemaal groter is, maar dat dit slechts een verschil van 5 percentagepunten betekent.

Secenario B

odds.uk = 0.50 / ( 1 – 0.50 ) = 0.50 / 0.50 = 1
odds.be = 3 * odds.uk = 3 * 1 = 3

pct = odds / ( 1 + odds )
pct.be = 3 / (1 + 3 ) = 0.75 = 75 %
pct.be – pct.uk = 75 % – 50 % = 25 pctpt. QED

Hetzelfde verschil in kansen geeft nu 25 percentpunt verschil in aandelen.

Let ook op, de odds ratio (OR) is de verhouding van de odds, niet van de percentages! Bijvoorbeeld: neem pct.be = .75 en pct.uk = .60, dan is de verhouding 1.25 maar de odds ratio is 2. Dat wil zeggen dat de kans tweemaal groter is, maar het aandeel slechts 1.25 maal groter.